In de hoofdrol staan Ukkie de uil en haar broer Up. Eerst wonen deze twee kerkuilen bij hun vader en moeder in een kerktoren. Daar zijn ze weggejaagd en toen zijn Ukkie en Up hun vader en moeder kwijtgeraakt. Ze wonen nu met z’n tweetjes bij Kobus de kluizenaar in een oude schuur. Kobus houdt niet zo van mensen en hij woont dan ook alleen. Hij is wel gek op dieren. Up en Ukkie gaan op zoek naar hun ouders en voor Kobus verandert zijn leven als hij de kerk bezoekt.   

Vormgeving en illustraties
Op de voorzijde staan de twee dieren waar het verhaal over gaat. De omslag is mooi kleurrijk en past bij het verhaal. In het boek staan (soms) paginagrote zwart-witillustraties die de nieuwsgierigheid van de kinderen opwekken.

Taalgebruik
De auteur hanteert een toegankelijke schrijfstijl, die goed aansluit bij de doelgroep. De hoofdstukken zijn goed qua lengte en de tekst bevat veel dialogen tussen de uilen en andere dieren.

Christelijke karakter
Uit de tekst blijkt dat Kobus de kluizenaar in de bijbel leest en de kerk gaat bezoeken. 

Doelgroep
Het boek is leuk om te lezen voor jongens en meisjes vanaf ca. 6 jaar, die van dieren houden. Vanaf midden groep 4 is het door kinderen zelf goed te lezen.

Bijzonderheden
Dit boek is het vijfde deel in een serie verhalen over dieren.

Leesbeleving en leesplezier
Een leuk dierenverhaal dat vanuit het oogpunt van de uilen is geschreven.
Het past goed bij de belevingswereld van kinderen vanaf ca. 6 jaar.

LT