In dit vierde deel over Daan en Femke ontdekken ze tijdens hun zomervakantie een oud kasteel aan de andere kant van de rivier, wordt er bij hen ingebroken en ontdekken ze wie de inbrekers zijn.
Eerlijk gezegd is dit boekje nogal ongeloofwaardig. Opeens, tijdens de zomervakantie ontdek je een oud kasteel dat er natuurlijk al jaren stond. De bewoner – die jou niet kent – laat je onmiddellijk binnen en nodigt je zelfs uit om een portret van je te maken.
Het verhaal wordt afstandelijk en in spreektaal verteld, is moeilijk te volgen en is een opeenstapeling van verschillende gebeurtenissen, waarbij Daan en Femke vrij spel hebben om te doen wat ze willen en zogenaamd toestemming aan hun ouders vragen. Daan en Femke leren elkaar wat de functie van een krib in een rivier is, vragen zich af wat ‘onbevoegd’ is. Dit laatste is wel grappig en er wordt ook geen antwoord op gegeven. De kasteelheer Vincent neemt hen direct mee naar binnen en blijkt zelfs bevriend te zijn met hun opa. Vincent is een geheimzinnige man die tegelijk uitvinder en kunstschilder is en zijn huis op ingenieuze manier beveiligd heeft. Vreemd is dat hij – deze voor hem onbekende kinderen – direct in zijn leven opneemt en hen de geheimen van zijn huis toevertrouwt.
Je kunt soms merken dat de auteur al wat ouder is. Welk kind zegt nu ‘op naar de verkoeling‘ als ze willen gaan zwemmen? (blz. 45) En ook de uitdrukking dat de twee ‘tot op de draad versleten’ zal bij veel kinderen niet bekend zijn (blz. 101)
Natuurlijk is het ‘eind goed, al goed’ en zorgen Daan en Femke ervoor dat de dieven gepakt worden en krijgt moeder op haar 50e verjaardag een nieuw schilderij met haar zoon en dochter erop.
AP
Koop dit boek bij je plaatselijke (christelijke) boekhandel
of